Wpisz: uit, met lub van
17. Ik ben __ de trap gevallen.
(Odpowiedzi oraz tlumaczenie podam w filmiku w przyszlym tygodniu)
1. Ik ga ____ de hond naar de dierenarts.
2. Stamp het ____ je hoofd!
3. Haal alle spullen ____ de dozen.
4. Ik ben nu ___ iemand aan het bellen.
5. De appel valt niet ver ___ de boom.
6. Het geld valt niet ___ de lucht.
7. Ik leef __ de uitkering.
8. Ik werk samen ___ Ania.
9. Hij komt ook ___ Nederland.
10. Ola drinkt altijd koffie ___ melk.
11. Ik moet het __ dichtbij bekijken.
12. Ik leer ___ verschillende boeken.
13. Laten we alles___de auto halen.
14. Ik ken haar alleen __ gezicht.
15. Ik eet __ mes en vork.
16. Ik ken jou __ YouTube. 17. Ik ben __ de trap gevallen.
18. Ik drink water ___ de kraan.
Reactie schrijven
Gosia (maandag, 25 november 2019 13:01)
1. met
2. uit
3. uit
4. met
5. van
6. uit
7. van
8. met
9. uit
10. met
11. van
12. van
13. uit
14. van
15. met
16. uit
17. van
18. uit